Droogte maakt kamp tot een hel

Onderstaand artikel verscheen op 16 februari 1991 in het Brabants Dagblad

Vluchteling in Hartishek krijgt nog geen vijf liter water per dag

Droogte maakt kamp tot een hel Waar haal je water vandaan in een vluchtelingenkamp in een dor gebied ver van de bewoonde wereld? Gebrek aan water is de grootste bedreiging voor het leven van de kwart miljoen voor het oorlogsgeweld gevluchte Somaliërs die in Etiopië asiel vonden. Water wordt aangevoerd met vrachtwagens. Te weinig om van te leven; te veel om dood te gaan.

Het is warm in Hartishek, opvangkamp in Oost-Etiopië van meer dan 250.000 vluchtelingen uit Somalië. Meer dan een kwart miljoen ontheemden. En hun aantal groeit. Elke dag. De laatste tijd in minder grote aantallen dan in het begin. Maar toch. Het is heet in Hartishek, vooral in de tienduizenden uit stokken, takken, modder, lappen stof en oude jute zakken in elkaar geflanste ''bolwoningen'', nomadenhutten als een verfomfaaide bolhoed zonder rand. Schots en scheef staan de hutten. Aan paden, aan weggetjes die al even schots en scheef ontstaan zijn op de rotsachtige bodem met droog, hard zand.
Zo nu en dan komt de wind geblazen naar Hartishek. Dan is de hitte wat beter te verdragen. Maar het opwaaiende zand maakt het er niet aangenamer op. Soms komt dat bijtende zand in een spiraal, in een kolk van wel tien meter hoog en vijf meter breed Hartishek bedreigen. Dan is het een geschreeuw, een gejoel, een gegil. Een hard wegrennen van de plaats. waar het zand lijkt binnen te vallen. Maar de zandspiraal gaat grillig zijn weg naar waar je hem niet verwacht. En dan wordt het donker als de nacht. En dan giert het zand in de kleren en dwars dóór de kleren.

Een groep nieuwe vluchtelingen aan de grens van Hartishek, in een open, kale, droge, dorre vlakte. (Foto UNHCR)


Water
Dan moet je je wassen. Maar waar haal je water vandaan daar ver van de bewoonde wereld, in een dor gebied waar alleen wat struiken voedingsbodem hebben gevonden? Het gebrek aan water is de grootste bedreiging voor het leven van de kwart miljoen door oorlogsgeweld uit eigen land verdrevenen die in buurland Etiopië asiel zochten en vonden. En een schamel onderkomen. En voedsel van de Verenigde Naties. Te weinig om te leven, te veel om dood te gaan. Maar water? Ook voor water wordt gezorgd, zoals voor eten. Zoals voor onderdak: families van soms wel zeven of tien mensen, als haringen in een ton in een nomadenhut.

Zeventig kilometer
Het water komt er. Teveel om dood te gaan, te weinig om te leven. Te weinig om te wassen, niet genoeg om de dorst te lessen. Twee particuliere hulporganisaties steken het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) de helpende hand toe. Ze doen dat in Jijiga, een onooglijk plaatsje, meer dan zeventig kilometer van Hartishek. De organisatie Oxfam bouwde de installaties om water op te pompen, de organisatie Care vervoert het water. In gemiddeld dertig gigantische tankauto''s die dag na dag zeventig kilometer heen gaan. En zeventig terug. Door een bijna leeg gebied, Ze rammelen door een dorpje, een nederzetting waar mannen lui rondhangen.
Jonge kerels die op militairen lijken, hebben aan beide kanten van het dorp een touw gespannen. Het hadden slagbomen moeten zijn. Maar waar vind je die? Hoe maak je die? De touwen moeten het verkeer doen stoppen. En anders zouden de wapens dat wel doen van de speelgoedsoldaten, die misschien wel gevaarlijker zijn dan echte. Of zijn het echte? Aan het begin van het dorp leg je een bankbiljet in de hand van zo''n soldaat. Hij geeft je een brief je dat je bij het volgende touw in een groezelige militaire hand stopt. Soms mag je toch niet door. Dan blijft het touw strak. Op de weg buiten het dorp hebben rebellen explosieven gelegd, heet het Vijf minuten later zakt het touw. Op de weg liggen een paar keien. Geen splinter van een explosief, geen schim van een rebel, geen glimp van een opruirnoloeg.
Op papier is de watervoorziening voor Hartishek keurig geregeld. Vier bronnen bij Jijiga zouden goed moeten kunnen zijn voor de 1,2 miljoen liter water die Hartishek per dag minstens nodig heeft. De bronnen leverden lange tijd wat verwacht werd. Zelfs ofschoon de laatste regenval dateert van September vorig jaar. Maar de bevolking van Jijiga vertrouwde het niet. De mensen vreesden een watertekort. Want wat betekenen vijf dagen regen in September? Ze kregen gelijk. Het water zakt en blijft zakken. Jijiga verdroogt. En de Indier Raja Gopala Krishnan, als projectleider verantwoordelijk voor de waterlevering aan Hartishek, raakte vertwijfeld. Jawel, er was met succes naar nieuwe bronnen gezocht, op ''slechts'' twintig kilometer van het vluchtelingenkamp. Maar ze kunnen nog niet in gebruik worden genomen. De installaties ontbrelten. En de droogte houdt aan. In maart wordt nieuwe regen verwacht.
De projectleider die zich gemakshalve bij de beginletters van zijn naam RGK laat noemen, vreest een ramp. “De vier bronnen leverden elk gemiddeld negen liter water per seconde. Drie van de vier hebben nu een produktie van vier liter per seconde. Uit de vierde komen slechts druppels. Daardoor kunnen we bij lange na niet voldoen aan onze taak om het kamp elke dag 1,2 miljoen liter water te leveren, ofwel nog geen vijf liter per persoon per dag. We komen de laatste tijd niet hoger dan 700.000 liter. En het wordt erger. Gisteren pompten we 680.000 liter op. Daarvan moesten we volgens contract een deel afstaan aan Jijiga zelf en een deel aan het leger. Voor de vluchtelingen bleef 615.000 liter over. De helft van wat minstens nodig is.”

Vooruitzichten
En de vooruitzichten voor de korte termijn zijn slecht. RGK: “De eerste weken kunnen de nieuwe bronnen nog niet worden gebruikt. En de bronnen in Jijiga worden droger en droger. Nu al gooien vluchtelingen in Hartishek met stenen naar de chauffeurs van onze tankauto''s uit woede dat ze te weinig water krijgen. Dat kan alleen maar erger worden. Maar hoe bedreigend de situatie voor de chauffeurs ook wordt, we zullen doorgaan. Geen mens kan zonder water, hoe weinig ook. Alleen regen kan uitkomst brengen. En over enige tijd de nieuwe bronnen, zoveel dichter bij Hartishek. Van die bronnen kunnen we voorlopig 800.000 liter water per dag verwachten. Als we dan aan de huidige bronnen 300.000 liter kunnen onttrekken -- de rest moet naar de bevolking van Jijiga -- en we uit de weliswaar nog verder liggende stad Harer 100.000 liter krijgen, dan komen we toch weer aan de 1,2 miljoen liter per dag.”
Maar er is vuil aan de lucht. RGK: ,,De nieuwe bronnen zijn moeilijk per tankauto bereikbaar. De weg is te slecht. Die gaan we verbeteren. Dat kost drie maanden. Maar als de lang verwachte en broodnodige regen komt, dan duurt het nog langer. Dan kan niet aan de weg gewerkt worden. Dan blijft het improviseren, met kwalijke gevolgen voor de tankauto''s waarvan er nu ook al gemiddeld vijf voor reparatie in de garage staan. Maar waarom geen pijpleiding? “Die komt er. Daar hebben we een afspraak over met de regering. In die afspraak is ook geregeld dat we ongeveer halverwege de pijpleiding een voorziening maken, waar de nomaden water kunnen tappen.
Maar het leggen van zo''n leiding kost tijd. En dus blijven we voorlopig afhankelijk van de tankwagens. En dus van brandstof. Ook dat dreigde, door de Golfoorlog, een probleem te worden. Gelukkig hebben we met buurland Djibouti een contract kunnen sluiten voor de levering van een miljoen liter diesel. Daar kunnen we voorlopig een half jaar mee vooruit. Maar wat het moet worden als de Golfoorlog dan nog voortduurt, ik weet het niet.”


In broeiend hete tenten zijn hospitaaltjes ingericht.

Gezondheidszorg
RGK moge de wanhoop nabij zijn, de bezorgdheid bij de mensen die verantwoordelijk zijn voor de gezondheid van de vluchtelingen in het kamp, is zo mogelijk nog groter. Zij staan zoveel dichter bij het dagelijks leven van de vluchtelingen, hun noden, ook hun geestelijke noden die vaak leiden tot lichamelijke klachten. Zittend op een muurtje voor het enige gebouwtje van het hele kamp, kijkend naar de bouw van -- jawel -- een stenen algemeen ziekenhuisje en van een even stenen kliniek voor de enkele duizenden die een been of beide, een arm of beide, of combinaties daarvan missen, vertelt een Etiopische arts over de gezondheidszorg. “We hebben hier vier doktoren. Drie uit Etiopië en een vluchteling uit Somalië. Over het kamp verspreid zijn zes klinieken die geleid worden door verpleegsters en assistenten. Daar kunnen de mensen in eerste instantie terecht. Hebben ze meer behandeling nodig, dan geven de doktoren die. In de kliniek of in ons hospitaal. Dan hebben we veel steun van de Engelse organisatie Save The Children, die hier zeven voedingscentra heeft om speciale zorg te geven aan kinderen die ondervoed zijn.”
Als hij ons door broeiend hete grote tenten voert waar een hospitaaltje voor vrouwen, een voor mannen, een voor kinderen, een voor tbcpatienten en een kraamkliniekje zijn ondergebracht, vertelt de dokter hoe het waterprobleem hem benauwt. “Dat is onze grootste zorg. De mensen hebben nu al te weinig water om zichzelf en hun kleren te wassen. Wordt het nog minder -- en dat verwachten we -- dan dreigt een ramp.”

Handel
Maar dreigt die nu al niet in een uiterst gebrekkig gehuisveste gemeenschap van een kwart miljoen mensen die net aan genoeg eten krijgen en te weinig water? Het zou kunnen, maar het ziet er nog niet naar uit. De vluchtelingen komen bijna alien uit de Somalische steden Hargeisa en Burao. Velen zijn geschoold, sammigen hoog opgeleid. Velen hebben jarenlang werk gehad. Velen waren betrokken bij de handel. Het geld dat ze verdienden brachten ze mee naar Hartishek. En ze laten het er rollen. Bij voorbeeld om aan water te komen.
Water is een handelsartikel geworden in Hartishek. Niet het water dat de tankauto''s aanvoeren. Maar dat kamelen naar het kamp brengen. En ezels. En de vrachtauto''s waarmee vluchtelingen naar Hartishek zijn gekomen. Al op de weg van Jijiga naar Hartishek, de weg door de droogte, door de eenzaamheid, door de vlek waar ''militairen'' voor en achter een touw hebben gespannen, op die weg al waren we getroffen door de karavanen kamelen en hordes ezels die bepakt en bezakt hun neus achterna gingen naar Hartishek. Met water. Waar vandaan? Misschien toch wel uit Jijiga. Of uit bronnen onderweg. Of... Maar ook met andere goederen. Met voedsel bij voorbeeld. Ook van de andere kant komen de kamelen. de ezels, de kleine vrachtauto''s van de vluchtelingen naar Hartishek. Ze komen van Djibouti, de republiek die ten noorden van Somalië aan Etiopië grenst. Het heet dat het vooral smokkelwaar is die de vluchtelingen meebrengen naar hun kamp.

Markt
En al die goederen, al die spullen, al dat voedsel komen samen op de markt van Hartishek. Een markt zoals in andere dorpen en steden in Etiopië en in andere Afrikaanse landen. Het krioelt, het ratelt, het kwettert op de markt in het vluchtelingenkamp. En aan de markt en aan de schots en scheef gegroeide weggetjes naar de markt vind je winkeltjes. Met van alles. Net als op de markt. Met lappen textiel, met schoenen, zeep, spiegels, potten, pannen, kop en schotels en ander diggelwerk. Met bezems en borstels, met snoepgoed en tandpasta, met radiootjes en boekjes. Met tomaten en bonen, met paprika''s en pepers, koffie en thee, tarwe en gerst, meel en gist. Met bonken vlees waar gulzige vliegen zich aan volvreten. Met brood. En dan zijn er de straatjes met ambachtslieden. De timmerman, de kleermaker, de smid, de koperslager, de meubelmaker.
Hartishek, het dorre, droge Hartishek leeft. Maar niet voor iedereen. Want zoals overal in de wereld, in de eerste, de tweede en de derde wereld, met of zonder hoofdletter, overal zijn het vooral de handigen, de lepen, de gewieksten, de mensen met het ruimste geweten die van de nood van de ander hun deugd maken. En daarom is Hartishek, het hete Hartishek, voor de meesten alleen een plek waar ze, door vechtenden van huis en haard verdreven, tijdelijk rust hebben gevonden. Maar geen innerlijke rust. Voor hen kan Hartishek, het verdrogende Hartishek, een hel worden.


Guerrillagroepen verjoegen eind vorige maand president Siad Barre van Somalië, na een burgeroorlog van vele jaren. Hun overwinning lijkt nog geen tijdperk van vrede in te luiden. Nu staan bevrijdingsbewegingen elkaar naar het leven. Dus is nog geen terugkeer mogelijk van de honderdduizenden Somaliërs die de afgelopen jaren hun heil zochten in vluchtelingenkampen in Etiopië.
Op uitnodiging van de Stichting Vluchteling in verband met de Vluchtelingenweek van 17 tot en met 23 februari, reisde onze verslaggever Wim Klaassen naar Etiopië. Vorige week zaterdag schreef hij over het kamp Deghago. Nu over het leven in Hartishek, waar meer dan een kwart miljoen Somaliërs verblijven. En over het onderwijs aan de kinderen van Hartishek.