Veertienduizend Somaliërs verkleumen in hutten op Etiopische grond

Dit artikel schreef ik op zaterdag 9 februari 1991 in het Brabants Dagblad

DEGAGHO, een 'vergeten' kamp. 

Deghago_kaartVeertienduizend Somaliërs verkleumen in hutten op Etiopische grondGuerrillagroepen verjoegen eind vorige maand president Siad Barre van Somalië, na een burgeroorlog van vele jaren. Hun overwinning op het regeringsleger lijkt nog geen tijdperk van vrede in te luiden. Nu staan bevrijdingsbewegingen elkaar naar het leven. En dus is nog geen terugkeer mogelijk van de honderdduizenden Somaliërs die de afgelopen jaren nun heil zochten in vluchtelingenkampen in Etiopië.
Op uitnodiging van de Stichting Vluchteling (giro 999), in verband met de Vluchtelingenweek van 17 tot en met 23 februari, reisde onze verslaggever Wim Klaassen naar Etiopië. Hij was in het kamp Hartishek met meer dan een kwart miljoen gevluchte Somaliërs. En in het kleine kamp Deghago, waar veertienduizend Somaliërs bibberen in koude nachten. Want dat is het grootste probleem in Deghago, er zijn geen dekens.


De ambassadeur van Italië was met groot gevolg in Hartishek. Ook een Japanse delegatie bracht er een bezoek. Leidinggevende mensen van het Wereld Voedsel Programma kwamen kijken in Hartishek. De Nederlandse ambassadeur vertoefde er. En dat alles binnen een week. Zij en anderen lieten Deghago links liggen, letterlijk. Een kamp met een kwart miljoen vluchtelingen is blijkbaar interessanter dan een met veertienduizend. En bovendien, Hartishek is minder moeilijk te bereiken. Deghago voelt zich vergeten. .
Hartishek ligt aan wat een verharde weg genoemd wordt. Deghago in een gebied dat net nog geen woestijn heet te zijn. De weg erheen is alleen begaanbaar als het droog weer is. En dat is het in die contreien meestal. Gelukkig voor de vluchtelingen, want waar zouden die anders heen moeten? Uit Addis Abeba, hoofdstad van Etiopië, is Deghago betrekkelijk gemakkelijk te bereiken. Deghago ligt dertig kilometer zuidelijk van Aysha, een dorpje met enkele honderden inwoners aan de spoorlijn naar Djibouti. En de trein stopt er nog ook. Maar de vluchtelingen komen niet uit Addis Abeba. En niet uit Djibouti. Ze komen te voet uit Somalië, vanaf de grens veertig kilometer door een niemandsland.

Hindernissen
Het is koud die ochtend. Koud naar Etiopische maatstaven. Als de thermometer overdag naar boven de dertig graden reikt, voelt een temperatuur van tien graden in de nacht en vroege ochtend koud aan. Echt koud. We gaan van het stadje Dire Dawa, waar we de vorige dag heen gevlogen zijn, met een terreinwagen naar Deghago. In de donkerte schimmen van mensen die naar Dire Dawa lopen, gebukt onder goederen die ze op de markt kwijt hopen te kunnen. Weerbarstige ezels blijven koppig midden op de weg staan. Militairen laten je stoppen. Waar gaan jullie heen? Een enkele onverlichte vrachtauto dwingt tot plotseling uitwijken. Maar die hindernissen ben je gauw kwijt als je de ''weg'' naar Aysha neemt, naar Deghago.

Geen leven
Eerst een boeiend heuvelachtig gebied met aanvankelijk nog wat groen. De weg slingert ook achter de heuvelrug nog onlogisch verder. Geen mens te zien. Geen dier. Geen kip. Rechts een hutje. Links wat meer hutten. Daar moet leven zijn. Maar er is geen teken van te zien. Een verdwaalde kameel slaat op hol. Een kudde geiten steekt over. Geen herder. Zijn er dan geen mensen in de eindeloze leegte? Een wrak van een vrachtauto. Kapot geschoten tanks. Het moet oorlogsgebied geweest zijn. Voorzichtig door een droge rivier. Stapvoets de oversteek van een rivier die haar naam wél eer aandoet. Toch water in de droogte. De zon is gekomen. Het is warm geworden. We halen een stofwolk in. Geen millimeter zicht. De stofwolk stopt opzij van de weg. Het is een vol beladen truck met oplegger van het Wereld Voedsel Programma. Er staan meer van die reuzen van de weg. Wachtend bij een doorlaatpost van militairen.

Militairen
Aan weerszijden van de weg hutten. Kleine gebouwtjes. Militairen. Een kampje met enkele tientallen soldaten. Geen voertuig te zien. Geen auto. Geen tank. Alsof de soldaten daar zomaar klakkeloos neer gezet zijn. Een vrouw baat een hut uit. Ze tapt thee in kleine glaasjes. Zelfs van de serveerster mag geen foto worden gemaakt. Ze werkt immers voor de militairen. En niets wat ook maar enigszins met het leger te maken heeft, mag gefotografeerd worden. Niet de wrakken van tanks, niet de beheerster van de ''kantine''. De Etiopische overheid neemt wat dat betreft geen risico. Een journalist mag alleen op pad onder de curatele van een ''waakhond'', voor ons de 27-jarige student Hailu die een aardig zakcentje verdient met het inperken van andermans vrijheid. "Hoe ik daar zelf over denk, speelt geen rol", zegt hij. "Ik doe mijn werk."

Nieuwe vluchtelingen
Dan wordt het druk langs de weg. Tientallen mensen schuilen onder verdwaalde struiken. Onder wat bomen genoemd zouden kunnen worden. Dorre takken aan een dorre stam, hecht in het zand. Kinderen zwaaien opgewonden naar de auto. Horden mensen komen bepakt en bezakt als uit het niets naar de weg gesloft. "Dat zijn nieuwe vluchtelingen", zegt onze chauffeur. Hoe vinden die mensen hun weg? Als het nomaden zijn, behoeft dat geen vraag te wezen. Zwerven is hun leven. Maar ook anderen ontvluchten Somalië. Stedelingen. Ook zij vinden Deghago, waar ze zich dichtbij weten zodra op de kale vlakte twee borden oprijzen die aangeven welke richting naar het vluchtelingenkamp leidt.

De leiding van het kamp weet niet precies hoeveel vluchtelingen Deghago herbergt. De een spreekt van twaalfduizend, de ander van veertienduizend. "De laatste maand zijn er tweeduizend bij gekomen." De administratie is niet vlekkeloos, ofschoon ze dat wel zou moeten zijn om precies te kunnen weten hoeveel voedsel nodig is. Ieder krijgt per maand vijftien kilo. Twee keer per maand een portie. Zout, suiker, meel, bonen, olie, melkpoeder. Groente kan er alleen in de verbeelding zijn. "Het is een absoluut minimum", zegt de kampcommandant. "Natuurlijk is dat een reden tot bezorgdheid. Maar laten we niet overdrijven, want er is hier veel te koop." Te koop? In de hutten in een niemandsland? "Onder de vluchtelingen zijn veel handelslui. Ze zijn hier een kleine markt begonnen. Waar ze hun spullen precies halen weet ik niet. Mogelijk zelfs uit Dire Dawa." Uit Dire Dawa dat we ruim drie uur geleden met de terreinwagen verlieten.

Dokter
In Deghago regelt Rita de Letter, een Belgische verpleegster van Artsen Zonder Grenzen, de gezondheidszorg. Ze kwam in november vorig jaar en heeft een contract voor twee jaar. Aanvankelijk was er een dokter in het kamp, maar die is ook op andere plaatsen nodig. Nu heeft Rita alleen de hulp van een voedseldeskundige. De dokter komt eens in de vier weken. Hij heeft nog drie kleine kampen onder zijn hoede. In elk werkt hij een week per maand. Naar Nederlandse maatstaven heeft hij een onaanvaardbaar grote praktijk. In Nederland mag een huisarts niet meer dan 2700 ziekenfondspatienten hebben. Maar in Etiopië gelden andere maatstaven. Daar is voor zeker zestig procent van de bevolking de gezondheidszorg niet beter geregeld dan in het vluchtelingenkamp.

deghago_tappunten
Tappunten zijn de enige echte zegen die de mensen ten deel valt.

Iedereen hoest
Rita de Letter is er nuchter onder. "Ik doe hier alle soorten gecompliceerde dingen, al komen die niet vaak voor. Als iemand een blindedarmontsteking heeft, dan komt hij te laat of ik stuur hem naar het ziekenhuis in Dire Dawa. Hoe hij daar heen moet is een andere zaak. We hebben geen ambulance. Maar hij kan er komen. Hij kan er geholpen worden. Diarree, infectieziektes, keelontstekingen komen hier het meest voor. Iedereen hoest. Overdag is het heet. De nachten zijn koud. En de mensen hebben daar in nun hutten onvoldoende bescherming tegen. We hebben dringend behoefte aan dekens. Aan duizenden dekens, willen we de mensen gezond kunnen houden. Maar wat we ook aanvragen, we krijgen ze niet. Waarom? Ik weet het niet. Alles schijnt naar Hartishek te gaan. Wij worden vergeten."

Deghago_hutten
Hutten in het vluchtelingenkamp Deghago.

Huisvesting
De levensomstandigheden in Deghago zijn bar en boos. De mensen die er het eerst kwamen zijn nog het beste gehuisvest. Ze waren eerst met duizenden in een ander kamp, dichter bij de grens met Somalië, dichter bij de vechtende partijen. Daar werd het hun letterlijk te heet onder de voeten. Bovendien waren daar problemen met de watervoorziening. Het kamp verhuisde naar de plek die nu Deghago heet, dicht bij een royale natuurlijke waterbron. De twee tappunten die daar zijn ingericht, zijn de enige echte zegen die de mensen ten deel valt. Ieder kreeg ruim materiaal om een hut te bouwen. De nieuwkomers hebben het moeilijker. Ze moeten zelf maar zien hoe ze aan materiaal komen om een dak boven het hoofd te krijgen. Je ziet ze dan ook slepen met takken, met restanten van struiken, om een skelet te kunnen maken dat met een modderig papje dicht gesmeerd kan worden en met oude zakken en lappen ruwe stof bedekt. Alleen gehandicapten kunnen op hulp rekenen.
Een gevluchte overheidsfunctionaris uit Somalië treedt op als leider van de vluchtelingen. Hij mag een soort burgemeester zijn, maar hij blijft onderworpen aan de regels van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen, voor de uitvoering waarvan een kampcommandant verantwoordelijk is. Het kamp is in vijf secties verdeeld. In elke sectie zijn twee afgevaardigden gekozen voor de wekelijkse vergadering met de ''burgemeester''. Daar worden de voedseldistributie besproken, de watervoorziening, de veiligheid van de mensen, de openbare orde, het schoonhouden van het kamp, het onderwijs. Er is een schooltje met ruim 500 leerlingen. Eigenlijk zouden veel meer kinderen onderwijs moeten kunnen volgen. Maar de negen onbetaalde onderwijzers kunnen er niet meer hebben. Wat de leermiddelen betreft zou de school veel groter kunnen zijn. Want leermiddelen zijn er niet. Niet voor duizend leerlingen, niet voor honderd, niet voor tien.
Rita de Letter gaat ons voor naar een grote legertent. Daar zijn tientallen moeders met kleine kinderen. "Dit zijn moeders met hun ondervoede kinderen. We hebben op het ogenblik 130 kinderen die te weinig wegen. Ze komen vier keer per dag voor een extra rantsoen van melk en biscuits. Als de kinderen het gewenste gewicht hebben, is het afgelopen met de extra voeding. En dan hopen we maar dat ze het zoveel beter gekregen hebben, dat we ze niet meer terug zien. Maar soms lukt dat niet. En dan  komen ze weer. En weer. "Soms komen de moeders tevergeefs. Dan is de voorraad melkpoeder op. Dan is vindingrijkheid nodig om van elders melkpoeder te kunnen halen. Van Dire Dawa bij voorbeeld. Drie uur heen, drie uur terug door een moeilijk begaanbaar gebied. Soms ook is van andere  voedingsmiddelen de voorraad niet op tijd aangevuld. En dan moeten de mensen het maar een tijdje zonder doen. Voor ondervoede kinderen wordt nog wel eens wat extra''s gedaan. De anderen snoeren de buikriem maar wat vaster aan.

Dat verdriet Rita de Letter. Maar ze blijft de nuchterheid zelve. "We hebben een maand zonder suiker gezeten. Nu de nieuwe voorraad is aangekomen, blijkt de man met de sleutel van het magazijn er vandoor te zijn. Niemand weet wanneer hij terugkomt." Maar zo''n magazijn breek je toch zo open? Niet dus. Het is gevestigd in Aysha, in een stenen gebouw met een slot als van een gevangenisdeur. Wil je dat open breken, dan sloop je de hele deur en een deel van de muur. En waar haal je dan een nieuwe deur vandaan, een nieuw slot? En hoe repareer je de muur? Het blijft behelpen. Misschien tot het ''vergeten'' kamp weer ontdekt wordt.

(Foto's Wim Klaassen)