Eenzame Rein Paping, grandioze bedwinger van barre tocht 1963

Onderstaand artikel schreef ik in het Noordhollands Dagblad van 19 januari 1963
 
Rond elf Friese steden was een verschikking
EENZAME REIN PAPING, GRANDIOZE BEDWINGER VAN BARRE TOCHT
Naaste concurrenten verloren meer dan 20 minuten


Eenzame Rein Paping, grandioze bedwinger van barre tochtLEEUWARDEN, 18 jan. — De tienduizenden juichten, het ijs boog, het water kwam aan de oppervlakte. Reinier Paping, gestriemd door de zweepslag, van 200 onmenselijke, zware kilometers, maakte zijn triomfantelijke intocht. Gedurende meer dan de helft van de uiterst zware twaalfde Elfstedentocht had hij het tempo gedicteerd. In het gezelschap van enkele sterke Noorderlingen eerst, van Witmarsum af alleen. Zijn solovlucht ontmoette in de kleinste Friese gehuchten de mompeling "Waar is Jeen?", maar trof er tevens het enthousiasme, dat hij nodig had om te slagen. Zijn krachtsinspanning verwierf bewondering overal, zij sloeg ontzetting in de gelederen van de achtervolgers, die steeds wanhopiger bij de controleposten informeerden naar hun achterstand. Zij verbijsterde de "kenners", die niet konden geloven dat het waagstuk van de sterke atleet Paping in dit elite-gezelschap, onder deze zware omstandigheden succes zou kunnen opleveren. Niettemin werd het een triomf, een zege die heel Nederland kon meebeleven, een overwinning in de prachtige tijd van tien uur en negenenvijftig minuten, een grootse glorie.


De Elfstedentocht van 1963, zal altijd de marathon worden genoemd van Reinier Paping. Hij, de gedrongen sportinstructeur van het Overijselse Ommen, is de held van Friesland geworden, de sterke overwinnaar van het veld van groten, dat de roem met zich droeg van schaatsend Friesland. De verzamelde grootmachten, omtrent twintig in getal, distantieerden zich in de vroege morgenuren al van de honderden mindere goden. Zij arriveerden om kwart over zes in het uitgelopen Poppingawier, dat bij het povere schijnsel van een straatlantaarn aanhoudend juichte toen de zwarte sliert van kopstukken zich aarzelend, tastend door de witte landerijen bewoog.
De Amsterdammer B. Oldenhof leidde toen de meute van de koplopers, die in zijn spoor de kortebaanspecialist Wiebe Wijnia had. Maar al bij Sneek was de man uit de hoofdstad teruggedrongen en kon Wijnia de "staart" van de uitlopende schare niet meer ontwaren. Er kwam afstand. Verhoeven, Jeen van den Berg, Nauta, Speerstra, Venema, de drie sterken uit Stobbega Klaas Lefferstra en de gebroeders Fekken, maar ook de onbekende Wim Ligthart uit Schoorldam, zij schroefden het tempo op en presenteerden zich in Sneek aan de juichende massa die in het schijnsel van de toortsen moeite had om te ontwaren of de favoriete Jeen van den Berg aanwezig was. Inderdaad hij deed mee en hoe! Steeds was hij voorin te vinden goedlachs zocht hij zijn weg. Hij was de gids, die de gasten aan den volke toonde. Onopvallend was toen nog de figuur van Reinier Paping. Hij draaide rustig mee, de kwaliteiten van zijn gezellen taxerend, zoekend naar de zwakke plekken, hunkerend naar de vrije ruimte.

Zielige aftocht
Een van de eersten die het ijs links liet liggen was Joh. Weerman uit Steggerda. Hij werd nimmer bij de favorieten genoemd en daarom bleef zijn verdwijning voor velen verborgen in het grauwe duister, dat de koude met zich droeg. Hij was een van de voorboden van ook enkele mannen met naam, die opeens uit de rij van grootheden ontsnapten. Niet in een jacht naar 'n voorsprong, maar in een zielige aftocht na een start die zoveel goeds had beloofd.
Inderdaad het ijs op het Van Harinxmakanaal was in een toestand die prettig aandeed onder de aarzelende streken van de glimmende schaats. Maar al voor Sneek openbaarden zich de eerste moeilijkheden, de hindernissen die de geroutineerden nauwelijks moeilijkheden opleverden, maar die de "nieuwelingen" die misschien wel op de ervaring van ettelijke tientallen kilometers aan trainingsritten konden bogen, in verlegenheid brachten.
Maar ach, wat kan het misfortuin toeslaan. Wat doet de routine, wat kan ervaring presteren als het geluk niet meezit? Vraag het Maus Wijnhout uit de Haarlemmermeer. Informeer bij hem wat tegenslag vermag. In 1956 behoorde hij tot de vijf eersten die gezamenlijk over de eindstreep snelden, nu bond hij in Sneek zijn kromgebogen ijzers af.
"Ik kon niet verder en mijn verzorgers bevonden zich in Sloten." Vlak na hem stapte Jan van der Hoorn uit ter Aar op de kade.
Wie Sneek in goede welstand de diep gebogen rug kon toekeren, zat op fluweel. Hij kon zich tot Sloten voortbewegen over ijs dat hem even comfortabel droeg als de fauteuil in de huiskamer. Supersnel vlogen de groten — met in hun spoor de kleinen — over de egale ijsvlakte. De afstand Sneek-IJlst en het traject IJlst-Sloten werden in een minimum van tijd afgelegd. Het tempo lag hoog. Het moest ook, want het tijdschema was danig in de war geraakt door de worsteling tijdens de eerste kilometers, door het vallen-en-opstaan overal op de Zwette en de Sneker Oudvaart. Het Slotermeer was een verademing, Woudsend een klinkklaar paradijs, Sloten een stadje dat vriendelijk knikte. De glimlach van dit oude stadje was echter niet gericht naar krachtpatser Hylke Speerstra uit Heerenveen, dia geleid door E.H.B.O.'ers de wallekant moest opzoeken met een bevroren oog.

Vermoeid en teneergeslagen
Vermoeid en teneergeslagen bogen vele toertochtrijders het hoofd, als deze knaap. Kleine, maar harde drama's als deze speelden zich gisteren bij duizenden af.

Kwellingen
De mannen van de eerste hulp hadden het niet gemakkelijk met hem. Hij was een van de eersten in een lange serie van patiënten die de "eerste hulpers" zoveel werk verschaften dat ze de koude vergaten en er niet aan dachten dat er ook nog zoiets als honger bestaat. De rijders mochten deze belangrijke levensvoorwaarde niet vergeten. Zij mochten geen moment verslappen in hun proviandering, want de strijd was zwaar, de conditie werd op de proef gesteld.
Op de Fluessen en het hele verdere traject naar Staveren stapelden de kwellingen zich op. De jagende kopgroep die in Ijlst een toen al "vermoorde" Libbe Kerstma had laten vallen, schoof onder aanvoering van de drie mannen uit Stobbega Staveren binnen met een aanzienlijke vertraging, maar ook met een dosis optimisme dat ook wel nodig was, want er stond nog meer te wachten.
In Staveren konden velen nog welgemoed de hand heffen. De leiders die alle grootheden rondom zich hadden verzameld, zaten toen nog niet zo bijzonder stevig in het zadel. Hun voorsprong was nog even wankel als de schaats waarmee zij zich over het steeds stroever wordende ijs moesten voortbewegen.
Wat Staveren zag, mocht ook Hindeloopen meemaken. De groeperingen aan de kop hadden hun samenstelling behouden en de onderlinge verschillen waren nauwelijks veranderd. Voor Tinus Rozendaal was een bezoek aan Hindeloopen niet weggelegd. Hij strandde in Staveren, tijdens warmer omstandigheden niet eens zover verwijderd van Noord Holland, waar Warmenhuizen de woonplaats is van de gebrilde schaatscrack, die dit seizoen al tot behoorlijke successen kwam.

De grote strijd
Op het IJselmeer ontbrandde de grote strijd. Daar voegden de allersterksten zich bij elkaar tot een spits die alsmaar dunner werd en die in Workum, waar een "kluunpartij" over de dijk een voortzetting over het "vasteland" mogelijk maakte, scherp genoeg was om tot een ruinering van 't elite-gezelschap te komen.
Verbeten vocht Reinier Paping zich naar voren. Hij spoot de dijk op, rende zonder omzien verder en schoof de Workumer Trekvaart op waar hem en zijn gezellen niets dan ellende wachtte, vallen, opstaan, opnieuw verlies van evenwicht, klunen, schaatsen, klunen, schaatsen, worstelen, strijden. Het was erg, bar, om wanhopig te worden. De hoop ging niet verloren. De moed bleef erin.
Reinier Paping onderscheidde zich, Jeen van den Berg bleef monter, Jan Uitham brieste van energie, Anton Verhoeven ploegde, Aad de Koning zweeg. Dit was niet in woorden uit te drukken, slechts in valpartijen. Dat ondervond "outsider" A. Weijs. Hij maakte een smak die zijn kin verwondde. Bloedend vocht hij door. Parrega, Tjerkwerd Bolsward, verademing. Gejuich, wat voedsel, verder. Friesland haalde adem Jeen van den Berg bleef voorop. Hij vormde een kwartet met Reinier Paping de Groninger Jan Uitham en Anton Verhoeven. Weijs had afgehaakt, hij was toch nog iets voor op Aad de Koning.

Paping springt weg
Bij Witmarsum sloeg Reinier Paping zijn slag. Daar ging de man die dit seizoen al tweemaal in een wedstrijdtocht door Jeen van den Berg was verslagen aan de haal. Hij nam honderd meter. Zijn gezellen reageerden niet. Honderdvijftig meter kwam hij voor. Zijn drie medestrijders bleven het antwoord schuldig. Zijn voorsprong groeide tot tweehonderd meter.
Uitham, Verhoeven en Van den Berg lieten de "vermetele" ontsnappen. Het vliegtuig dat de kopgroep begeleidde, werd van dat moment af de gezel van alleen maar Reinier Paping. De sterke man uit Overijsel draafde dapper voort. Zijn ritme werd nu en dan verbroken door oneffenheden van de baan, zijn rustige zelfverzekerdheid rimpelde nimmer. Eenzaam toog hij verder.
Hier en daar werd hij toegejuicht als hij een "vlek," een kleine verzameling van woningen, een enkele boerderij, een kruispunt passeerde of onder een brug door gleed. "Hij haalt het niet." Het was de gedachte van de mannen achter hem die zijn tempo niet volgden, het was de mening van de insiders, de stellige overtuiging was het van man en kind die in gespannen verwachting uitzagen naar "hun" Jeen.
De Heerenveense onderwijzer was op komst, inderdaad. Hij ploegde voort over de vele gedeelten, waar de schaats werd gedegradeerd tot een stuk schoeisel waarop het moeilijk lopen viel. Maar in Harlingen had hij in gezelschap van Weijs al acht minuten achterstand op Paping en vijf minuten eerder dan le Friese favoriet hadden Ad Verhoeven en Jan Uitham zich al aan duizenden Harlingers getoond. "Dorst," was de verzuchting van de Groninger. Hij werd niet gelaafd. Hij gunde zich er ook geen tijd voor. Verder moest het, want vooraan was Paping. Paping de geweldenaar die voortraasde met een snelheid die te groot was voor al die anderen, ook voor de sterksten.
Tien minuten nadat Paping de moeilijke tocht was begonnen over De Ried, de Blikvaart en de Finkumer Vaart schoven Verhoeven, Van den Berg en Uitham Franeker binnen. Weijs kwam anderhalve minuut achter hen en Aad de Koning, J. v. d. Meulen uit Stiens, Jeen Nauta en Piet Venema volgden op geringe afstand.

Alleen in de beproeving
Laag over het ijs vliegende zong het vliegtuig het lied, waarvan de wijs tot Leeuwarden in de oren zou blijven klinken van Reinier Paping. De zon werd wat warmer, de wind straffer, de kou sleep zijn scherpste mes. Paping wankelde. Viel. Stond op. Wie was er om hem te bemoedigen? Niemand. Hij stond alleen in de beproeving.
Kaal was het landschap. Verblindend wit de sneeuw overal. Ruig het ijs. Ried bemoedigde de eenzame. Berlikum juichte, maar zag evenals Finkum toch meer uit naar Jeen van den Berg. Zou de vertwijfeld strijdende Paping zich handhaven tegen Uitham, Verhoeven en Van den Berg, die elkaar tot steun konden zijn?
Hij overwon. Dat werd bevestigd in Vrouwbuurstermolen, Reinier bekrachtigde het in Bartlehiem. Bij elke verzamelplaats van toeschouwers bleef het verschil omtrent tien minuten. Paping putte er kracht uit. De achtervolgers voelden het als een zweepslag. Anton Verhoeven het meest. Toen hij in zijn worsteling naar Dokkum de naar Bartlehiem terugkerende Paping ontwaarde, brak zijn weerstand. Van den Berg en Uitham meldden in Dokkum: Anton is zoek. De grote Brabander was gesneuveld.
Voortgedreven door de wind die hem zo lang een kwelling was geweest joeg Reinier Paping, niet eenzaam meer, want de zekerheid van de overwinning bleef nu bij hem, naar de Grote Wielen. Hij had minder moeilijkheden dan Van den Berg en Uitham. Zij moésten, zo zei de stoere Groninger, toen hij een paar minuten voor Van den Berg als tweede over de eindstreep was gekomen, elkaar toespreken om toch maar door te kunnen zetten, om te blijven strijden voor een bekroning van deze marteling, die voor Paping een triomftocht werd. Leeuwarden danste van opwinding onder het buigende ijs. Het gewicht van de duizenden perste het water naar de oppervlakte. De zege van Reinier Paping — van de grote Reinier — werd gevierd.

Reinier Paping
Met beide armen omhoog gaat Reinier Paping door de finish.

Officiële uitslag
1. R. Paping, Ommen, 10 uur 59 minuten
2. J. Uitham, Noorderhogebrug (Gron.) op 21 min.
3. Jeen van den Berg, Heerenveen, op 22 min.
4. A. Weijss, Blankenham (Overijsel) op 22,5 min.
5. Ottema, Tolbert Leek
6. H. Arends, Goingahuizen
7. H. Uitham, Noorderhogebrug (Gron.)
8. A. J. de Koning, Purmerend
9. P. Venema, Heerenveen
10. F .Veldstra, Akkrum.

11. A. Verkade (Alphen a. d. Rijn);
12. J. van Oorschot (Made);
13. K. Uska (Exmorra);
14. W. Augu-stin (Amsterdam);
15. J. van der Aar (Haarlem);
16. J. C. Slagter (Hoogkarspel);
17. J. Stavenuiter (Andijk);
18. J. J. de Bruin (Aalsmeer);
19. S. Hopman (Egmond a. d. Hoef);
20. S. Post (Rutten NOP)
21. A. Verhoeven (Dussen);
22. J. v. d. Lely (Maasland);
23. J. Dekker (Bovenkarspel);
24. H. Weerman (Nijholtwolde);
25. A. Fekken (Stobbega);
26. Ale Fekken (Stobbega);
27. K. Visser (Sneek);
28. H. S. van Vliet (Wateringen);
29. L. Groothuijsen (Amsterdam);
30. A. J. Hoba (Haarlemmermeer);
31. A. C. Udding (Groningen);
32. B. F. Udding (Bovensmilde);
33. H. Water (Amsterdam);
34. S. Bergsma (Goingarijp);
35. J. Kooistra (Warga);
36. M. R. A. Elsenaar (Vught);
37. G. v. d. Bosch (Muiden);
38. J. v. d. Bosch (Weesperkarspel);
39. A. Reitsma (Janum);
40. W. F. Bastdorp (Amsterdam);
41. J. Pietersen (Oude Tonge);
42. P. Bos (Maasdam);
43. J. Laan (Zwaagdijk);
44. L. Oldekamn (Wageningen);
45. J. Scharloo (Rotterdam);
46. J. Woudstra (Zutphen);
47. K. Schapp (Nieuw Loosdrecht);
48. G. W. van Vliet (Nieuwkerk a. d. IJssel);
49. L. A. Tas (Berkel);
50. S. Buma (Lutjebroek);
53. J. T. Kooistra (Bolsward);
54. H. Gorter (Apeldoorn);
55. B. Hummeling (Ambt Delden);
56. Tj. Zwaan (Venhuizen);
57. C. Meester (Ursem).

Nadere correctie van de uitslag:
50. S. Buma (Schettens)
51. H. Duursma (Beetsterzwaag)
52. P. Oud (Lutjebroek)