We komen er wel weer bovenop

Dit artikel schreef ik in het Brabants Dagblad van 24 juli 1993.

Toen hij van drie weken vakantie terugkwam, zag hij er tegenop om weer te beginnen. Directeur A. de Hart (66 jaar) van De Hart Intertransporten bv in Heusden vindt dat hij barre tijden beleeft. Zijn bedrijf werkt al enkele jaren met verlies, het teert in op de reserves en vindt maar met moeite de weg omhoog terug. Toch zegt hij: “We komen er wel weer bovenop”.

We komen er wel weer bovenopHet humeur van De Hart werd er niet beter op toen hij in het Nieuwsblad Transport een rijtje tegenkwam van transportbedrijven die vorige week failliet verklaard werden. En toen hij in het Brabants Dagblad las dat aan carrosseriefabriek Van Beurden in Kerkdriel - “vanouds een goed familiebedrijf”, zegt hij - uitstel van betaling is verleend.
Transportbedrijven hebben het moeilijk. De economisch minder goede tijd brengt mee dat het aantal vrachten afneemt. De nieuwe Europese markt heeft daar geen kentering in gebracht, terwijl ze er wel toe leidde dat meer goedkoop werkende Zuideuropese vervoerders op de wegen kwamen. Toch wijt De Hart de moeilijkheden in de transportsector niet aan het nieuwe Europa. Integendeel. Bedrijven als het zijne, voor het grootste deel van de omzet aangewezen op internationaal vervoer, zijn immers verlost van bureaucratisch gedoe en lange wachttijden aan de grenzen. Dat brengt tijdwinst. En tijd is geld.
Het jammerlijke is alleen, vindt De Hart, dat de klanten aanspraak maken op die winst. “Ze denken dat die ons in staat stelt de tarieven te verlagen.” Niets is minder waar, betoogt hij. De verliesgevende situatie waarin zijn bedrijf al enkele jaren verkeert, laat niet toe dat hij zijn twintig vrachtwagencombinaties voor een lager bedrag laat rijden. “Integendeel. Door de gigantische overcapaciteit in de Nederlandse transportsector zijn we gedwongen om tarieven te berekenen die alleen maar verlies opleveren. Willen we weer winst maken, dan moeten we tien tot vijftien procent meer kunnen rekenen.” Het zit De Hart dwars dat de concurrentie de laatste jaren ook kon toenemen, doordat te gemakkelijk nieuwe transportbedrijven konden ontstaan. “Chauffeurs konden gemakkelijk een vrachtauto kopen, omdat leveranciers van vrachtwagens nauwelijks eisen stelden aan hun kredietwaardigheid. DAF Finance heeft daar een rol in gespeeld. Die financierde altijd. En als zo'n vervoerder failliet ging, zag je hem een dag later onder een andere naam terug. Eigenlijk zou er een tonnagestop moeten komen. Iemand zou pas mogen beginnen of uitbreiden als aangetoond kan worden, dat de vracht die hij wij vervoeren niet bij een ander ondergebracht kan worden. Vroeger was er zo'n stop, maar dat zal tegenwoordig wel niet kunnen.”
De Hart vindt ook dat bedrijven als het zijne te zware lasten opgelegd krijgen. De accijns op diesel zou, volgens hem, omlaag moeten. De motorrijtuigenbelasting vindt hij te hoog. Het rijtijdenbesluit is hem een gruwel. Hij erkent dat chauffeurs op tijd rust moeten nemen en zegt dat daar in de planning van de ritten ook rekening mee wordt gehouden. “Maar als een wagen in een file staat, tikt de klok gewoon door, terwijl de chauffeur toch moet zorgen dat hij zijn vracht op tijd aflevert. En dan wil het wel eens gebeuren dat minder rusttijd overblijft.”
Dat zou allemaal nog niet zo erg zijn, meent hij, als er zekerheid was dat in landen als Italië, Griekenland, Spanje en Portugal even secuur op rij- en rusttijden werd gelet. Goede controle van chauffeurs uit die landen zou iets afdoen aan de concurrentie, meent hij.

Ondanks alles verwacht De Hart toch dat er weer winst in het verschiet komt. Hij heeft drie vrachtwagencombinaties niet vervangen. Hij kocht een vries-koelcombinatie die hem zoveel nieuw werk oplevert dat hij overweegt er nog een aan te schaffen. Hij heeft nog maar een in plaats van drie monteurs voor onderhoud en reparatie.
En hij zegt ook anderszins meer op de kleintjes te zijn gaan letten. “Ons voor-deel is dat we niet volledig afhankelijk zijn van het vervoer. We hebben een wasserijstraat waarin we voor tientallen bedrijven uit Langstraat, Bommelerwaard en Land van Heusden en Altena de vrachtwagens wassen. En we hebben een veem van zo'n 5.000 vierkante meter, vooral als opslag voor Jonker Fris. Dat levert weliswaar geen kolossale bedragen op, maar alle beetjes helpen.”

Wim Klaassen

Begeleidende tekst bij de foto:
• A. de Hart: “Onze tarieven zouden tien tot twintig procent omhoog moeten”.
Foto Martin de Goede